Bijlmer
Het winkelcentrum was koud en donker. Hij rilde, niet alleen vanwege zijn te dunne jas, maar ook omdat de roes van zijn laatste bolletje wegtrok. En hij had honger.
Vandaag was hij pakjesdrager geweest. Acht uur lang had hij met zijn mond vol witte en bruine bolletjes over de metrostations gezworven, in de kou en steeds op z'n hoede voor stillen. Hij wist dat hij de risico's liep en zijn opdrachtgever het geld ving, maar hij vond het niet erg. Zijn bolletjes waren vandaag gratis en hij had geld toegekregen voor een pak vla en een fles limonade. Het was druk geweest en toen hij uit de metro stapte hoorde hij in de verte het geruis van de voetbalwedstrijd in het nabijgelegen stadion.
Maar nu was hij koud, eenzaam en hongerig. Hij dacht eraan om te gaan slapen. De gekraakte boxgang waar hij sliep was niet warmer dan hier, maar wel veilig. En hij had daar een goed deken.
Hij hoorde de weerkaatsing van een dieselmotor in het winkelcentrum. Dat betekende smerissen. Maar hij was niet bang, als ze iemand wilden pakken dan kwamen ze lopend of met de fiets, en niet zo luidruchtig. Het busje reed het plein op met geopende schuifdeur. Iemand riep zijn naam en de brigadier die achterin zat wenkte hem. Toen hij naderbij kwam, herkende hij hem van het plaatselijke bureau. Hard, maar altijd correct en vriendelijk. 'Elke wedstrijd hetzelfde.' begon de diender 'zes man in dienst en ze bestellen lunchpakketten voor een weeshuis. Fijn dat de leiding aan ons denkt, maar wij krijgen het nooit op. Pak aan, man.' De politieman graaide in een grote kartonnen doos en duwde hem een paar witte papieren tassen in zijn handen. Hij keek er in en zag voorverpakte broodjes, melk, repen en fruit. 'Deel uit, man.' zei de brigadier, 'En als er nog meer gegadigden zijn, dan komen ze maar langs. Morgen moeten we de boel weggooien.'
Hij keek de politieman aan en lachte zijn ene tand bloot. De brigadier pakte zijn uitgestoken hand. 'Bedankt, beambte. God is met je.' En hij kneep zo stevig mogelijk in de hand van de ander, want die waardigheid had hij nog wel.