Nog maar net had ik de bouwtekening van mijn nieuwe loungesetje op de tuintafel uitgevouwen of de deurbel ging. De deurbel in de late ochtend op een doordeweekse dag betekent meestal een postpakketje (vinden wij leuk) of de buurvrouw die een bij ons bezorgd postpakketje komt ophalen (vind ik ook leuk). Dat ik op zo’n moment nog wel eens in mijn onderbroek en een oud T-shirt loop dondert niet, de pakjesbezorger is ondertussen wel wat gewend en bij de buurvrouw heb ik aardig wat krediet opgebouwd. En dus liet ik de tekening op de tuintafel vallen, huppelde naar de voordeur en trok deze open.
De mensen in mijn omgeving roemen mij vaak om mijn eloquentie en schriftelijke taalvaardigheid, waarbij met name de bloemrijke en fantasievolle beschrijving van de vrouwelijke anatomie doorgaans hoge ogen gooit. Met betrekking tot de dame die voor mijn deur stond kwam ik echter niet verder dan Ontiegelijk Lekker Wijf. Mijn eerste gedachte ging naar Hindoestaans-Surinaams, maar Noord-Afrikaans kon ook. In ieder geval had ze lange, zwarte krullen die haar hartvormige gezichtje omlijstten, enorme diepbruine ogen, de neus van een godin en een prachtige mond met volle lippen. Hoewel ze smaakvol, maar wat stijfjes was gekleed kon ik aan de spanning van broek en jasje zien dat ook daar niet op vormgeving was bezuinigd.
Ik merkte dat zij mij eveneens van top tot teen opnam, waarbij haar ogen even bleven hangen bij mijn wit katoenen, net iets te grote onderbroek. ‘Ik geloof dat we ongelegen komen…’ zei ze met iets van verontschuldiging in haar stem. ‘Dat ligt er aan wat u komt doen’ antwoordde ik, terwijl ik probeerde stoer tegen de deurpost te leunen. Ze hield een kleurig boekje omhoog met op de kaft een onmiskenbaar bijbels tafereel. ‘Ik had graag even met u over God willen praten’ zei ze.
Over God praten is niet mijn sterkste kant. Twee weken katholiek basisonderwijs en het af en toe openslaan van Gideons Bijbel in een vaag hotel levert nauwelijks een basis op voor zinvolle conversatie. Even los van mijn al of niet aanwezige vaardigheden om passerende dames het bed in te lullen, achtte ik een tot romantiek leidend dieptegesprek op deze basis dan ook niet waarschijnlijk. Daarbij optellend dat zij qua leeftijd mijn dochter had kunnen zijn en ik in een drie jaar oude, iets te grote onderbroek rondliep, zou die uitkomst met recht een Godswonder mogen heten. Aan de andere kant was het natuurlijk wel háár God geweest die haar naar mijn deur had geleid, dat moest toch iets betekenen!
Net toen ik op het punt stond om de deur uitnodigend open te zwaaien, zag ik dat ze niet alleen was. Het wezen dat naast haar stond was met moeite antropoïde te noemen, ongeveer drie keer zo oud, drie keer zo breed en drie koppen kleiner. Bovendien zag haar hoofd er uit alsof iemand de losse onderdelen van een Meneer Aardappelhoofd lukraak in een overrijpe avocado had gestoken. Alleen het kleurige boekje in haar handen wees op enige verwantschap met de schoonheid naast haar.
Nu ben ik niet zo bang voor een fikse beproeving, maar je kunt natuurlijk ook overdrijven. En dus glimlachte ik zedig en vriendelijk naar de donkere nymph voor mij en antwoordde dat het inderdaad niet zo gelegen kwam. Na een kort afscheid sloot ik de deur en concentreerde mij weer op mijn tuinbankje.
Maar eerst trok ik een sportbroekje aan, Gods wegen zíjn tenslotte ondoorgrondelijk.